Privacyverklaring

De zoektoch van Poolstok naar ‘het best beschikbare bewijs’

21 december 2020
Tekst
Jo Cobbaut

Zelfs als je niet kan bewijzen dat de oplossing werkt, zoek dan minstens informatie die zo dicht mogelijk in de buurt komt van een bewijs. Zo interpreteren wij vrij de filosofie van p&o-expertisecentrum Poolstok.

Toen we vernamen dat diens ontstaansgeschiedenis al 20 jaar geleden begon, verdiepten we ons in de visie van Poolstok op ‘duurzame oplossingen’. Poolstok is vandaag het expertisecentrum voor een brede p&o-dienstverlening voor de Vlaamse publieke en para-publieke sector. Het heeft drie meerderheidsaandeelhouders: VVSG, CEVI en CIPAL. In 2016 werd Vincent Van Malderen algemeen directeur van de organisatie. ‘Poolstok’ bouwde een netwerk uit van meer dan 70 private partners in 15 domeinen van p&o voor 500 klanten in de Vlaamse publieke en para-publieke sector.

Wat ons boeit in het discours van Poolstok is een gedurfde ‘keuze voor duurzame oplossingen, wars van de hype van het moment’. Voor Poolstok is het een “maatschappelijke verantwoordelijkheid om overheidsmiddelen zorgvuldig te besteden aan oplossingen die werken.” Geen evidente taak in het lucratieve wereldje van het managementadvies.

Het best beschikbare bewijs

Hoe maakt Poolstok dat waar? Door te zoeken naar het best beschikbare bewijs van de effectiviteit van de aangeboden oplossingen. Een eerste bron is deugdelijk wetenschappelijk onderzoek, maar evidence-based werken is meer dan wetenschap alleen. Ook de organisatiedata en standpunten van stakeholders en experten geven richting. Hoe kwalitatiever de informatie, hoe meer die doorweegt. “Een intuïtief standpunt van een expert weegt minder zwaar door dan kwaliteitsvolle data uit een personeelsbeheerssysteem. We kiezen dus voor 'evidence-based' boven ‘opinion-based’” zo schrijft Poolstok.

Selectie staat wat verder dan pakweg coaching

Poolstok blijft dus pragmatisch. Het bepaalt minimale kwaliteitseisen voor elke dienstverlening en dit “gebaseerd op de actuele wetenschappelijke stand van zaken binnen het domein.” Voor het ene p&o-domein is nu eenmaal meer en beter wetenschappelijk onderzoek beschikbaar dan voor het andere.

Zo is bijvoorbeeld het onderscheid tussen effectieve selectietechnieken, minder effectieve selectietechnieken én pseudowetenschap helder, aldus Poolstok. De minimale kwaliteitseisen van Poolstok zijn dat bijgevolg ook. In ‘jongere’ P&O-domeinen zoals coaching geeft de wetenschappelijke literatuur richting, maar geen pasklare antwoorden. “Coaching werkt, maar hoe? We kennen (nog) niet alle determinerende factoren, dus bestaat die beste oplossing dan al?,” zo vraagt Poolstok zich af: “Ook dan is transparantie naar klant én partner belangrijk.”

Het best beschikbare (wetenschappelijke) bewijs zoeken, vinden, interpreteren en opvolgen vraagt wat oefening. Poolstok doet dat samen met partners in wetenschappelijke consultancy in een “oneindig leertraject. Overtuigd van de meerwaarde van open data, delen we deze kennis graag met onze klanten en partners.”

Hypes gevraagd

Poolstok toetst ook graag hypes en nieuwigheden. Tenminste zolang het best beschikbare bewijs – hoe beperkt ook  –  positieve indicaties geeft over de effectiviteit. De afwezigheid van bewijs bewijst immers niet dat een instrument niet werkt. Misschien is de oplossing te jong om zichzelf wetenschappelijk te bewijzen. De ontwikkelingswijze en theoretische onderbouw van een innovatieve oplossing geven – als best beschikbare bewijs –  indicaties over kwaliteit.

Over evidence-based praktijk als Holy Grail

Poolstok is dus pragmatisch, want de wetenschap heeft niet alle juiste antwoorden. En de antwoorden die er zijn, missen bij momenten eenduidigheid. Wetenschappelijk onderzoek of statistische analyses van de organisatiedata leveren geen absolute waarheden of zekerheden. “Het wijst ons alleen in de juiste richting, zodat we rationele, berekende keuzes maken.”

Bron: Poolstok springt hoger voor bewezen kwaliteit