Privacyverklaring

Een wettelijk kader voor het mobiliteitsbudget sinds 28 februari

1 mei 2019
Tekst
Manon Denis

Zoals we al schreven in ons artikel van afgelopen januari, heeft de regering op 3 december 2018 een wetsontwerp ingediend om een mobiliteitsbudget in te voeren. Hiermee wil ze een breder systeem opzetten dan de mobiliteitsvergoeding (of 'cash for car', van kracht sinds 1 januari 2018).

Het doel van het mobiliteitsbudget is om een mentaliteitswijziging bij de werknemers tot stand te brengen. De regering wil hen aansporen om hun bedrijfswagen volledig of gedeeltelijk te laten staan en te kiezen voor vervoersmiddelen die beter zijn voor het milieu. Om dat doel te bereiken, is het mobiliteitsbudget opgesplitst in drie pijlers die de werknemers met elkaar kunnen combineren[1]:

· Gebruik van een milieuvriendelijke firmawagen (met een lage uitstoot of elektrisch); en/of

· Gebruik van zogenaamd duurzame vervoersmiddelen; en/of

· Toekenning van het volledige mobiliteitsbudget in cash, of het resterende saldo nadat een deel van dat budget is gebruikt in de eerste of tweede pijler (nadelige behandeling).

De inwerkingtreding was voorzien voor 1 januari 2019. Op 28 februari 2019heeft de Kamer van Volksvertegenwoordigers het wetsontwerp betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget goedgekeurd.

Sinds 1 maart 2019kunnen werkgevers hun werknemers dus een mobiliteitsvergoeding toekennen, net als een mobiliteitsbudget. Toen we dit artikel schreven (op 12 maart 2019), was het wetsontwerp nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Enkele verduidelijkingen

Voor het fiscale luik voorziet de tekst die is goedgekeurd door de Kamer dat het mobiliteitsbudget behalve in uitzonderlijke gevallen niet te combineren valt met een fietsvergoeding en met een vergoeding voor het traject van het woon-werkverkeer.

Blijft een werkgever (deels) de verplaatsingsonkosten betalen van een werknemer die ook een mobiliteitsbudget geniet? Dan zullen die vergoedingen worden beschouwd als 'normale bezoldiging'. In dat geval zijn ze dus ook volledig belastbaar (en zijn er socialezekerheidsbijdragen op verschuldigd, zie verder).

De goedgekeurde tekst zegt wel niets over de sociale behandelingvan dit mobiliteitsbudget. Het ontwerp van koninklijk besluit tot aanvulling van artikel 19, §2 van het RSZ-uitvoeringsbesluit van 28 november 1969 voorziet evenwel dat de vrijstellingen van socialezekerheidsbijdragen voor bepaalde vergoedingen niet langer van toepassing kunnen zijn in geval van cumul met het mobiliteitsbudget. Het gaat om de vrijstelling voor de verplaatsingsonkosten en voor de kilometervergoeding voor woon-werkverplaatsingen met de fiets (en de terbeschikkingstelling van een fiets met accessoires), met inbegrip van de onderhouds- en stallingskosten.

Tot slot preciseert de wetgeving ook dat het mobiliteitsbudget moet worden “behandeld op dezelfde wijze als het privégebruik van de bedrijfswagen, voor de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen (…).”

Werkgevers kunnen werknemers die in aanmerking komen voortaan een mobiliteitsbudget voorstellen binnen de wettelijke limieten. Een mooie kans voor de ondernemingen om te kiezen voor een milieuvriendelijker beleid en tegelijk hun werknemers oplossingen op maat aan te bieden.

[1]Lees hierover http://www.dlapiper.com/en/belgium/insights/publications/2018/12/be-aware-december/#1)