Privacyverklaring

In april werd 22 procent minder uren gewerkt

8 juni 2020
Tekst
Jo Cobbaut

In april, in volle lockdown, presteerden werknemers iets meer dan zes op de tien arbeidsuren effectief. Dat is 22 procent minder dan in april vorig jaar. De daling komt er vooral door het grote gebruik van het systeem van tijdelijke werkloosheid. Anderzijds werd veel vakantie doorgeschoven. De gemiddelde prestatiegraad van gewerkte uren (73 procent) halen we dit jaar zeker niet meer.

Dat concludeert hr-dienstengroep Acerta op basis van de gegevens van 32.000 werkgevers. In april 2020 werd slechts 61,3% van de arbeidstijd effectief gepresteerd. Ter vergelijking: in april vorig jaar werd nog bijna acht op de tien werkuren (78,3%) effectief gewerkt. De lockdown dit jaar zorgde dus voor een daling van maar liefst 22%.

In een gemiddeld jaar wordt ongeveer 73% van het theoretisch aantal arbeidsuren effectief gepresteerd. De oorzaken voor die niet-gewerkte uren zijn divers. Belangrijk zijn vakantie, feestdagen, ziekte, tijdskrediet/ouderschapsverlof en tijdelijke werkloosheid. In april speelt traditioneel vooral de paasvakantie. Dit jaar werd in april echter nauwelijks verlof genomen, ongetwijfeld door de lockdown. De tijdelijke werkloosheid piekte sterk, waardoor alsnog veel meer werknemers dan anders thuiszaten en het aantal effectief gewerkte uren sterk terugviel.

Vakantie doorschuiven

Er zal wellicht veel vakantie later worden opgenomen, waardoor het totaal aantal gewerkte uren aan het eind van het jaar onder het gemiddelde zal uitkomen. Sarah De Groof, senior consultant Acerta, wijst erop dat tijdelijke werkloosheid en vakantie geen communicerende vaten zijn: „We kunnen nu al concluderen dat we het gemiddelde jaarlijkse prestatiepercentage van 73% dit jaar niet zullen halen, dat zal enkele procentpunten lager uitvallen.”

Tijdelijke werkloosheid gestegen, algemene werkloosheid daalt

De daling in de prestatiegraad voor april 2020 is zeker niet verrassend, aangezien april het dieptepunt van de coronapandemie in ons land was en het hoogtepunt in het gebruik van tijdelijke werkloosheid. Maar daarmee is niet alles gezegd: het aantal werknemers dat beroepsactief is in 2020, is beduidend hoger dan enkele jaren geleden. De daling van het effectief aantal gepresteerde arbeidsuren zal dan ook – gezien meer mensen een job hebben – minder uitgesproken zijn ten opzichte van vorige jaren.

Sarah De Groof: “Uit de cijfers van de RSZ van begin 2019 en begin 2020 blijkt dat ook in het voorbije jaar de tewerkstelling met 1,5% gestegen is; de Vlaamse werkzaamheidsgraad nam in die periode zelfs toe van 74,6% naar 75,5%. De piek van tijdelijke werkloosheid kadert dus wel in een context van een stijging van de arbeidsparticipatie. Die realiteit mogen we zeker ook niet uit het oog verliezen.”

In kleinste bedrijven amper helft van arbeidstijd gepresteerd

In de kleinste ondernemingen werden in april door corona meer werkuren niet gepresteerd dan in grote ondernemingen. Amper iets meer dan de helft van de arbeidstijd (51,6%) werd in bedrijven met vier of minder werknemers effectief gewerkt. Enkel in bedrijven met meer dan 50 werknemers werd meer dan zes op de tien arbeidsuren gepresteerd. In “normale” omstandigheden is het net andersom, en wordt in kleinere bedrijven procentueel meer van de totale arbeidstijd gepresteerd dan in grote bedrijven. In grote ondernemingen is het namelijk meer courant om extra vakantie of tijdskrediet toe te staan en zijn werknemers meer afwezig ingevolge ziekte of ongeval. Corona heeft dat beeld nu dus helemaal omgedraaid.

Sarah De Groof vermoedt dat hier ook het effect van telewerken speelt: “Ook in Europees perspectief gingen in de landen waar veel werd getelewerkt tijdens de coronapademie, minder arbeidsuren verloren. Dat blijkt uit een studie van Eurofound. België was dan ook op vlak van telewerken tijdens de coronacrisis een duidelijke koploper.”

Handelssector en maakindustrie scoren laagste effectieve arbeidstijd

Qua sectoren werden in april de handel en de maakindustrie het sterkst getroffen qua arbeidstijd. Bij hen werd minder dan 60 procent van het mogelijke aantal arbeidsuren effectief gepresteerd. Ook de dienstensector kende een zware terugval van de prestaties. De socialprofitsector als geheel haalde samen met de financiële sector verhoudingsgewijs nog het hoogste aantal arbeidsuren.

Dat de social profit ‘slechts’ 68,9% gepresteerde werkuren heeft, kan verbazen, want daar horen ook de gezondheidswerkers bij en die presteerden heel veel arbeidsuren. Maar de social profit kent ook veel andere organisaties (bv. de maatwerkbedrijven, voorheen beschutte werkplaatsen) waar de activiteitsgraad wel terugviel. En de social profit nam bijna zoals in een normaal jaar wél vakantie in de paasvakantie en het ziekteverzuim was er ietsjes hoger dan normaal.