Privacyverklaring

Ons stelsel voor ziekte en invaliditeit is ziek

3 maart 2021
Tekst
Jo Cobbaut
Beeld
Randstad Research

Het aandeel zieken en invaliden in België is de laatste tien jaar sterk gestegen en dat in ons land veel sterker dan in de rest van Europa. Jan Denys van Randstad Research ziet niet de vergrijzing en belastende werkomstandigheden als oorzaken. Zijn analyse wijst op een te makkelijke instroom in het stelsel en tegelijk een te moeilijke uitstroom. Een paar schuchtere maatregelen voldeden niet. Denys wil dat de politiek ingrijpt, want van de vele actoren in het huidig systeem (artsen, mutualiteiten, vakbonden, werkgevers, preventiediensten …) verwacht hij geen oplossing.

België telt verhoudingsgewijs heel veel zieken en invaliden onder de ‘inactieven’ (alle burgers op beroepsactieve leeftijd die niet werken en ook geen werk zoeken). We denken dan aan studenten, burgers die gezinsactiviteiten verrichten of zorg dragen voor anderen en tenslotte de grootste groep: zieken en invaliden. Die laatste groep groeide het voorbij decennium aan tot 25,3% van de inactieven en hun aandeel stijgt nog altijd. Op tien jaar tijd kwamen er zo’n 200 000 inactieven ten gevolge van ziekte of invaliditeit bij. We zien dat fenomeen in heel de EU, maar in België is het aandeel zieken en invaliden binnen de inactieve populatie hoger dan gemiddeld in Europa (19,6%).

De klassieke verklaringen zijn

1. de vergrijzing,

2. werklozen die vanuit de werkloosheid doorstromen naar ziekte en invaliditeit en

3. de almaar stijgende werkdruk.

Een al even klassieke conclusie is dan ook dat we vooral moeten inzetten op preventie en op curatieve maatregelen. Maar Jan Denys zet daar vraagtekens bij. Hij dook in eurostatcijfers inzake vergrijzing, werkloosheid, ziekte en invaliditeit en vergeleek scores uit een studie naar arbeidsomstandigheden.

Is de vergrijzing een verklaring?

Om na te gaan welke rol de vergrijzing speelt, zette Jan Denys de mediane leeftijd van de EU-landen af tegen het aandeel zieken en invaliden. De band tussen vergrijzing enerzijds en aandeel zieken en invaliden anderzijds blijkt “niet echt sterk”. De meest grijze landen in Europa (Duitsland en Italië) tellen zeker niet het hoogste aandeel mensen in het systeem van ziekte en invaliditeit. Duitsland en Italië scoren duidelijk onder het Europese gemiddelde.

Omgekeerd zijn landen met relatief veel zieken en invaliden (7,8% Noorwegen, 7,7% Denemarken, 6,4% Nederland) geen uitgesproken grijze landen. Ook België hoort in dat laatste rijtje thuis. Hoewel slechts acht landen gemiddeld jonger zijn dan België, staan we op de vierde plaats inzake aandeel zieken en invaliden.

Een analoge trend ziet Jan Denys doorheen de tijd. Vergrijzing is een voortschrijdende factor in alle landen. Globaal kent de EU dan ook een stijging tussen 2010 en 2019 (0,8 pp.), maar in België steeg dat aandeel veel sterker (2,4 procentpunten.). De vergrijzing verklaart dus niet voldoende het verschil tussen België en Europa.

Van ‘werkloosheid’ naar ‘ziekte en invaliditeit’

Jan Denys ziet wel een duidelijk effect van meer activering binnen het werkloosheidsstelsel (met inbegrip van de afbouw van systemen die het vervroegd uitreden bevorderen zoals het vroegere brugpensioen, het huidige SWT). Individuen die vroeger uitstroomden via vervroegde uittredingstelsels, komen nu meer terecht in het stelsel van ziekte en invaliditeit. In België daalde het aantal werklozen de voorbije tien jaar met zo’n 300.000, maar steeg het aandeel zieken en invaliden met 200.000.

Maar geldt dit ook in de rest van Europa? Jan Denys zette de evolutie inzake ziekte en invaliditeit in EU-landen af tegen de evolutie inzake werkloosheidsgraad over dezelfde periode. Omdat het voorbije decennium overal in de EU de werkloosheid is gedaald, zou dit betekenen dat overal het aandeel zieken en invaliden is gestegen, zoals we dat zien in België. Maar dat is niet het geval. Jan Denys: “In bijna de helft van de EU-landen was er een stabilisatie of zelfs een daling van het aandeel zieken en invaliden.”

België kent dus het wel degelijk het fenomeen van de communicerende vaten, maar gebeurt verder alleen ook in Nederland en Oostenrijk. Europa kende de voorbije 10 jaar globaal een redelijk sterke daling van de werkloosheid (-2,7 pp.), maar slechts een eerder beperkte stijging van het aandeel zieken en invaliden (0,8 pp.). In Duitsland daalde de werkloosheid sterk (-3,8 pp.), maar steeg het aantal zieken en invaliden met slechts 0,7 procentpunten. Zweden kende een daling in beide stelsels. Denemarken zag een daling inzake werkloosheid, maar een stabilisering inzake ziekte en invaliditeit.

De conclusie van Jan Denys is dan ook dat “de wet van de communicerende vaten tussen beide stelsels geen natuurwet is.”

Arbeidsomstandigheden

Maar wat met de werkomstandigheden? Vooral de toenemende werkdruk zou verantwoordelijk zijn voor de stijging van het aantal psychisch zieken. Jan Denys betwijfelt dat. Hij wijst er in dat verband dat het aandeel langdurig arbeidsongeschikten ten gevolge van psychische klachten niet veel groter is dan ziekten i.v.m. bot- en spierstelsel en bindweefsel.

Om de arbeidsomstandigheden in België te vergelijken met die in andere Europese landen, greep Jan Denys naar het vijfjaarlijkse onderzoek van Eurofound. (2016). De studie werkt met variabelen inzake kwaliteit van de arbeid. Ons land scoort goed inzake fysieke werkomgeving, maar slechts gemiddeld voor alle posities bij werkdruk . Jan Denys ziet daar dus “zeker ruimte voor verbetering”, maar geen krachtige verklaring voor de sterke stijging van het aandeel zieken en invaliden. Ook aspecten zoals nachtarbeid, weekendwerk en ploegenarbeid leveren geen afdoende verklaring, want België kent die gemiddeld minder dan het Europese gemiddelde. Hij ziet ook geen toename inzake meer atypische en belastende arbeid.

Waardoor belanddde België dan in een unieke combinatie van een lagere dan gemiddelde werkzaamheidsgraad (2019 EU 73.9%, België 70.5%) en een hoger dan gemiddelde ziekte en invaliditeit. De andere Europese landen die het slecht doen inzake werkzaamheidsgraad hebben een lager aandeel zieken en invaliden (Italië en Griekenland). De enige drie landen met een hoger aandeel zieken en invaliden zijn uitgerekend landen met een zeer hoge werkzaamheidsgraad (Noorwegen, Zweden, en Nederland). Een hoog aandeel zieken en invaliden is dus op zich niet noodzakelijk nefast, maar wel indien dit gecombineerd wordt met andere pijnpunten. Het is net die combinatie die België kwetsbaar maakt.

Conclusie: kijk naar de in- en uitstroom

De situatie waarin het Belgische systeem van ziekte en invaliditeit is terecht gekomen is dus bijna zeker ook het gevolg van de specifieke institutionele vormgeving van dit stelsel. De wijze waarop de toegang tot het stelsel geregeld is en de mogelijkheden/stimulansen om het stelsel opnieuw te verlaten en de rol van verschillende actoren daarin zijn cruciaal.

Jan Denys concludeert dat de initiatieven die in deze het voorbije decennium genomen zijn, niet voldoen. Dit kan zowel liggen aan de aard van de initiatieven als aan de ontoereikende uitvoering ervan. Een grondige analyse dringt zich op. De activering van de werklozen en de afbouw van de vervroegde uittredingstelsels hebben in België zeker gezorgd voor een verschuiving naar het stelsel van ziekte en invaliditeit. Maar de evolutie in andere landen heeft aangetoond dat dit geen automatisme is. `

Jan Denys: “Onze hypothese is dat de poortwachterfunctie van het stelsel in dit land onvoldoende werkt. Onze burgers stromen te makkelijk in en te moeilijk weer uit. Het systeem is te sterk gericht op een uitkering en te weinig op een terugkeer naar werk.”