Privacyverklaring

Steeds minder werkgevers beëindigen contracten van onbepaalde duur

13 februari 2020
Tekst
Jo Cobbaut

In 2019 werd 15,3% van de contracten van onbepaalde duur beëindigd in België. Dat is voor het eerst in drie jaar een daling. Opvallend: amper 20% van die contracten neemt een einde op initiatief van de werkgever. In 2007 was dit nog 25%.

De analyse komt van hr-dienstenleverancier Acerta. Een op de drie stopzettingen gebeurde op initiatief van de werknemer, en evenveel stopzettingen gebeurde het voorbije jaar met wederzijds akkoord.

Werknemer neemt het over

In 2007 lag het initiatief voor 27% van de beëindigingen van een contract van onbepaalde duur nog bij de werkgever. In 2019 is dat nog voor slechts 20% van de gevallen zo.

Einde contracten onbepaalde duur, spreiding volgens reden vertrek, evolutie 2007-2019

Tom Vlieghe, director Acerta Career Center: “De laatste vier jaar, sinds 2016, heeft de werknemer het initiatief van de werkgever overgenomen. Ook vertrek met wederzijds akkoord is in de praktijk meestal geïnitieerd door de werknemer, en nam de laatste tien jaar het sterkst toe.” Tom Vlieghe is daar niet meteen rouwig om, want retentie is geen doel op zich. "Werkgevers worden wel geconfronteerd met de arbeidskrapte en zullen dus meer aandacht moeten besteden aan het geëngageerd houden van werknemers. We pleiten voor een individuele aanpak qua jobinhoud, arbeidstijd en verloning."

Bij een individuele aanpak op vlak van de jobinhoud ga je in dialoog met de medewerker om hem voldoende uitdaging te bieden en de kans te geven zijn talent te ontwikkelen in het verlengde van de doelen en missie van de organisatie.

Bij een individuele aanpak van arbeidstijd zorg je voor een regime waarbij de medewerker een goed werk-privé evenwicht kan vinden. Dat regime komt uiteraard ook tegemoet aan de noden van de organisatie.

Bij een individuele aanpak van verloning, ga je op zoek naar een verloning die afgestemd is op de individuele behoeften of de voorkeuren van de medewerker. Het is belangrijk dat de medewerker zelf ook inspraak heeft.

Daling beëindiging contracten onbepaalde duur: in 2019 nog 15%

% einde contracten onbepaalde duur, volgens reden beëindiging, evolutie 2007-2019 (acerta)

15,3% van de contracten van onbepaalde duur is in 2019 beëindigd. Tien jaar eerder, in 2009, was dat nog 17,7%. Redenen voor de beëindiging kunnen zijn: de werknemer heeft beslist om te vertrekken, de werkgever heeft de werknemer ontslagen, een wederzijds akkoord, medische overmacht, of nog een andere reden zoals pensionering, een mutatie binnen een groep, een vervangingscontract van onbepaalde duur dat een einde neemt omdat de vervangen werknemer terugkeert, enz.

Economische golven weerspiegeld in de vertrekcijfers

Acerta ziet over de jaren heen wel een daling van het aantal contracten van onbepaalde duur die een einde nemen, maar een lineaire daling is het niet.

De bankencrisis van 2008 bijvoorbeeld weerspiegelt zich in de cijfers. Die crisis deed in hetzelfde jaar het aantal beëindigingen van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever toenemen (5,2% vertrekt op initiatief van de werkgever), een toename die zich in 2009 echt doorzette (6,2% ontslagen door de werkgever). Werknemers reageren trager dan werkgevers: in het crisisjaar 2008 vertrokken zij nog even makkelijk als ervoor (6%) bij hun werkgever, maar in 2009 werden ze ineens heel voorzichtig en bleven ze zitten waar ze zaten (4,3% van werknemers vertrekt zelf).

Ook de economische crisis van 2010-2011 liet zich voelen: in 2012 en 2013 namen werknemers merkelijk minder het initiatief om te vertrekken bij hun werkgever, terwijl het percentage ontslagen door de werkgever in deze periode steeg.

De arbeidskrapte van de laatste jaren heeft dan weer een omgekeerd effect: sinds 2016 ligt het percentage vertrekken op initiatief van de werknemer zelfs systematisch hoger dan het percentage ontslagen door werkgevers.

Vertrekpiek na de vakantie en aan het einde van het jaar

Stelselmatig over alle dertien onderzochte jaren heen is het percentage contracten dat eindigt op initiatief van de werknemer het hoogst in augustus en september. In die maanden pieken de vertrekken merkelijk boven het gemiddelde. Werknemers starten blijkbaar liefst na de vakantie in hun nieuwe job. Ook vertrek met wederzijds akkoord manifesteert zich dikwijls in augustus en september.

Maar dé jaarlijkse piek van vertrekken met wederzijds akkoord is december. Blijkbaar is de afloop van een kalenderjaar een goed moment om een nieuwe uitdaging aan te vatten vanaf januari.

Overmacht medische redenen, marginaal verschijnsel dankzij re-integratie

0,6% van de contracten van onbepaalde duur werd in 2019 beëindigd omwille van overmacht om medische redenen. Of, 3,6% van de beëindigingen is ingegeven door medische overmacht.
Tom Vlieghe: “Die percentages zijn een stijging en 2019 noteert voor overmacht medische redenen ook de hoogste percentages van de laatste twaalf jaar. Toch onthouden we dat het een heel klein aandeel blijft. We mogen zelfs spreken van een relatieve stagnatie, want het aantal langdurig zieken bleef de laatste jaren wel flink toenemen. Dat die toename zich niet een-op-een vertaalt in de beëindigingen omwille van medische overmacht, hebben we te danken aan de re-integratiewet. Die kwam er eind 2016, met een duidelijk effect op de cijfers van 2017. Ook in 2018 en 2019 zorgt de re-integratieregeling ervoor dat overmacht om medische redenen niet zomaar kan worden ingeroepen en dus beperkt blijft.”

Beëindiging door overmacht omwille van medische redenen, evolutie 2007-2019

Nauwelijks ontslagen door grote ondernemingen in 2019: 1,2%

Grote ondernemingen ontslaan nauwelijks. Tom Vlieghe: “We mogen veronderstellen dat zij een verder doorgedreven selectieprocedure hanteren dan kleine ondernemingen, met meer aandacht voor culturele fit en potentieel. Daardoor hebben ze ook meer zekerheid dat ze een werknemer aanwerven die voor langere tijd kan passen in de organisatie. Zij hebben ook meer mogelijkheden om intern een rematch te doen van talent en taken. Het verklaart waarom de ontslagcijfers lager uitvallen naarmate de onderneming groter is.”

En de werknemers, blijven zij eerder wel of niet naargelang ze in een kleine of grote onderneming werken? Tom Vlieghe: “Kleine ondernemingen maken verhoudingsgewijs meer gebruik van de beëindiging met wederzijds akkoord, terwijl grotere ondernemingen hun werknemer eerder zullen vragen om de opzeg te presteren. Als we – zoals we menen dat meestal correct is- wederzijds akkoord beschouwen als initiatief van de werknemer, komen we voor 2019, ongeacht de grootte van de organisatie, aan ongeveer 60% van de beëindigingen.”

Bron: acerta