Privacyverklaring

Veel ontevredenheid over werkdruk bij medewerkers in het onderwijs

23 juni 2021
Tekst
Jo Cobbaut
Beeld
Ralf Caers

Zeven op de tien werknemers in het Vlaamse onderwijs zijn ontevreden over de werkdruk. Bij wie les geeft is het zelfs drie op vier. De privé-werkbalans zit niet goed en één derde van het personeel loopt zelfs een risico op burn-out.

Dat blijkt uit een nieuwe studie van KU Leuven en Odisee Hogeschool in samenwerking met ACOD Onderwijs, bij 3.700 respondenten. De cijfers in de studie zijn gebaseerd op onderzoek in april, maar de pijnpunten ontstonden al voor de epidemie.

De hoofdonderzoekers Ralf Caers (KU Leuven), Cindy Moons (KU Leuven, ACOD Onderwijs) en Marijke De Couck (Odisee Hogeschool) bevroegen zowel het basis-, secundair als hoger onderwijs. Ze focusten zowel op het onderwijzend als het niet-onderwijzend personeel.

Drie op vier bij de lesgevers

Maar liefst 70% van het personeel is ontevreden over de werkdruk. Zéker het onderwijzend personeel: bij hen loopt het ontevredenheidscijfer zelfs op tot 76%.

De helft van het personeel is ook ontevreden over het aantal werkuren, wat aangeeft dat er naast de werktijd ook een sterke belasting is tijdens de arbeid. Hier blijkt ook dat directies het werk billijk moeten verdelen. Bijna twee op de drie is ontevreden over die taakverdeling.

Hoe tevreden zijn werknemers in het onderwijs over aspecten van hun werk?

Ralf Caers: “De kost van deze werkdruk wordt meteen duidelijk in de tevredenheid over de kwaliteit. Meer dan de helft van het personeel is ontevreden over de kwaliteit die ze kunnen leveren. Bij het onderwijzend personeel is het zelfs zes op de tien. Daar zijn de leerlingen natuurlijk rechtstreeks de dupe van en de werkdruk lijkt dus de kerntaak van het onderwijs te ondergraven”.

Wel redelijk tevreden zijn werknemers in het onderwijs over de impact die ze hebben via hun job en over de inhoud ervan. Die elementen zijn uiteraard belangrijk voor de intrinsieke motivatie.

Ook het sociale aspect blijkt nog steeds sterk in het onderwijs: drie kwart van de bevraagden geeft een leuke collega’s te hebben.

De cijfers suggereren ook dat er nood is aan meer en beter materiaal en investeringen in de schoolgebouwen, eerder dan aan klassieke oplossingen als een loonsverhoging, of oplossingen voor een beter woon-werkverkeer.

De combinatie van een algemene ontevredenheid over de werkdruk en de taakverdeling suggereert ook een herziening van het huidige takenpakket en bijkomende aanwervingen.

Burn-out

De onderzoekers peilden naar het risico op burn-out, op basis van de Burn-out Assessment Tool van de KU Leuven. Die geeft aan dat

  • 72,5% in de veilige groene zone zit,
  • 17,3% een hoog risico loopt en
  • 10,2% een zeer hoog risico loopt.

Die berekening van KU Leuven wordt ook door de mensen zelf aangevoeld: van de mensen die een zeer groot risico op burn-out lopen, denkt ook 71% effectief binnen het jaar een burn-out te ontwikkelen. Het risico op burn-out blijkt even groot

  • in alle leeftijdsgroepen,
  • in alle onderwijsniveaus en
  • voor mannen en vrouwen.

Cindy Moons vraagt meer aandacht voor het hoge aantal mensen met een verhoogd of zeer hoog risico op burn-out. “Zij voelen dat ze tegen hun limieten aanlopen en dat is niet zomaar een gevoel. Ook wetenschappelijk gezien zijn de alarmsignalen erg duidelijk voor deze mensen”.

Negatieve stress en burn-out

Het risico op burn-out lijkt samen te hangen met de ervaring van negatieve stress. Bij de mensen met een laag risico op burn-out zegt 35,8% minstens wekelijks negatieve stress te voelen op het werk. Maar bij de mensen die een hoog of zeer hoog risico lopen op burn-out, lopen die cijfers op naar liefst 79,1% en 87,8%. Cindy Moons: “Het verband tussen de hoge mate van negatieve stress en het risico op burn-out kan wijzen op een hoge draaglast of een beperkte draagkracht. Wie al op zijn tandvlees zit en daardoor minder draagkracht heeft, kan eenzelfde taak immers stresserender vinden dan iemand die nog in de groene zone zit. Maar omdat er een algemene ontevredenheid is over de werkdruk, ook bij mensen met een laag risico op burn-out, lijkt de hoge draaglast in het onderwijs toch erg moeilijk te ontkennen”. Deze mensen moeten dan ook meteen de nodige aandacht en middelen krijgen om hun stressniveaus te verlagen en hun werk opnieuw werkbaarder te maken.

Balans werk en privé

De studie peilde ook naar de balans tussen werk en privé. Het werk weegt bij 57,5% van het personeel minstens wekelijks op het privéleven, bij het onderwijzend personeel zelfs op 63,5%. Bij het personeel dat een hoge kans loopt op burn-out, is dat negen op de tien.

De onderzoekers keken daarom naar de scheiding tussen werk en privé. Ralf Caers: “19% van het personeel werkt in een strikte scheiding van werk en privé. Ze werken alleen tijdens de uren en niet meer na de uren. Voor hen is het natuurlijk makkelijker om te deconnecteren. Zo’n 16% werkt met een goede integratie van werk en privé.” Zij kunnen dus privézaken doen tijdens de werkuren en later wat werken tijdens de privétijd. “De bluts met de buil, zeg maar”.

Maar bijna twee op de drie werknemers leeft en werkt in een ongebalanceerde integratie van werk en privé, waarbij ze meer werken tijdens de privé-uren dan dat ze privézaken kunnen doen tijdens de werkuren. Ook voor hen wordt deconnecteren dan moeilijker. Vooral leerkrachten worstelen met die ongebalanceerde integratie. Bij hen loopt het percentage zelfs op tot 73,4%. Het stereotype idee dat leerkrachten maar 20 uur werken, klopt dus niet, aldus Cindy Moons.

Door die werkbelasting komt 57% van de bevraagden te weinig tot rust in de week. Bij de mensen die een zeer hoog risico lopen op burn-out is dat maar liefst 83,6%. Zo’n 36% van de bevraagden komt zelfs in het weekend niet tot rust. Ralf Caers noemt die cijfers “erg verontrustend”. Wie niet tot rust komt, ontwikkelt sneller chronische stress en het is die chronische stress die op termijn tot burn-out leidt”.

Deconnectie

Ruim de helft van de mensen die een verhoogd of zeer hoog risico lopen op burn-out, ligt ook nog te piekeren over het werk bij het slapengaan. Moons: “Dat is een gevolg van het niet kunnen deconnecteren, bijvoorbeeld omdat je nog te laat hebt doorgewerkt.” Dat vermindert bovendien de slaapkwaliteit, waardoor je draagkracht afneemt en je de volgende dag minder productief bent. “Dat moet je dan compenseren met langere werkdagen, waardoor je in een vicieuze cirkel terechtkomt”.

Die kans is niet klein, want de cijfers tonen dat bijna de helft van het onderwijzend personeel vaak of altijd na acht uur ’s avonds aan het werk is. 45% van hen werkt ook vaak of altijd op zondag. Moons concludeert dat zowel werknemers als werkgevers meer moeten doen voor deconnectie. Dat hangt samen met de werkdruk. Wie heel veel moet doen, wil misschien wel deconnecteren, maar kan het niet. Beter deconnecteren zorgt voor rust en herstel. Zo verhoogt de draagkracht en kan er mogelijk op termijn meer werk verzet worden. “Dan ontstaat er weer een positieve vicieuze cirkel.”

Ook vakanties garanderen geen deconnectie. Ralf Caers ziet dat ruim zeven op de tien werknemers in het onderwijs minstens enkele dagen van de vakantie blijven werken. Hoedanook zou deconnectie beter dagelijks gebeuren. “Wie denkt zich van vakantie naar vakantie te kunnen slepen, komt dus erg bedrogen uit”.

Transitiemomenten

Om het deconnecteren te verbeteren, wijzen de onderzoekers op het belang van goede transitiemomenten. We nemen heel vaak stress van het werk mee naar huis (de zogenaamde residuele stress of residu), die we dan afreageren op onze dierbaren. Daarom zouden we beter transitiemomenten inlassen tussen het verlaten van het werk en het openen van de voordeur. Sommigen zingen mee met de radio in de auto, doen een gesprekje op de trein of doen ademhalingsoefeningen voor ze thuis binnen stappen. Uit het onderzoek blijkt dat reeds 30% van het onderwijspersoneel een dergelijk transitiemoment gebruikt.

Waardering

De studie peilt ook naar het gebrek aan waardering en het eventuele verband met burn-out. Ralf Caers is voorzichtig, want de motivatie van het personeel in het onderwijs is vaak intrinsiek. Men geeft les omdat het past bij de eigen waarden, omdat men het zinvol of leuk vindt. “Waardering is net het omgekeerde daarvan, omdat je ervoor afhankelijk bent van anderen,” zo stelt Ralf Caers: “ Waardering is dus enkel goed als ze bovenop je intrinsieke motivatie, maar het mag geen drijfveer worden”.

De onderzoekers gingen daarom na hoe het onderwijspersoneel kijkt naar waardering. Ze ontdekten dat vooral de mensen met een verhoogd risico op burn-out aangeven dat ze waardering echt nodig hebben. Het onderwijspersoneel in de veilige groene zone gaf vaker aan dat waardering niet nodig was, maar wel leuk als het erbij komt. Ook Cindy Moons is voorzichtig met de interpretatie. “Het kan enerzijds zijn dat mensen heel lang geen waardering hebben gekregen en daarom op een burn-out afgaan. De zoektocht naar waardering is dan een gevolg van de burn-outgevoelens. Dat maakt het niet juist, maar wel begrijpelijk. Anderzijds kan het ook zijn dat een te grote focus op waardering burn-out veroorzaakt, omdat je iets wil krijgen van een ander en je mentale balans dus in de handen van een ander legt”.

Wat de precieze richting van het verband ook is, het is belangrijk is voor het onderwijspersoneel om te blijven focussen op de intrinsieke motivatie. “Wie niemand anders dan zichzelf nodig heeft om beloning te vinden in het werk, houdt immers makkelijker zijn mentale balans.”