Tijdens een bijeenkomst van de Association belge des managers de la diversité (DMAB), gaf onderzoekster Delia Mensitieri al een inkijk in voorlopige resultaten van haar onderzoek Again & Again over micro-agressie.
Voor haar doctoraal onderzoek aan de UGent en Vlerick Business School naar manieren om organisaties inclusief te maken, ging ze op zoek naar barrières die een inclusieve cultuur in de weg staan.
Delia Mensitieri, van vorming klinisch psychologe en al actief bij Deloitte als geassocieerd manager, kwam al snel bij het fenomeen ‘micro-agressies’. Denk daarbij aan allerlei opmerkingen over geslacht, voorkomen, seksuele voorkeuren, ... die op zich onschuldig kunnen lijken, maar het eigenlijk niet zijn. “Ze blijven wel dikwijls onder de radar. Voorlopige resultaten van ons onderzoek geven aan dat 93% van de slachtoffers niet reageren. Wij willen hun impact in kaart brengen, zowel op individuen als op organisaties,” zo zegde Delia Mensitieri.
Maar waar ligt de grens tussen een grapje, weliswaar getuigend van slechte smaak, en een micro-agressie? “Ons onderzoek wil die vraag beantwoorden. Er spelen meerdere factoren. Eén ervan is frequentie. Een éénmalige opmerking kan er mee door, maar zodra die een repetitief karakter krijgen, worden die een probleem.”
Micro-agressies zijn ook gebaseerd op negatieve stereotypes. Men maakt een grapje over iemand omdat die behoort tot een groep die men als inferieur beschouwt. Bij een slecht geparkeerde wagen, bijvoorbeeld, zullen sommigen opmerken dat het wel een vrouw zal geweest zijn die zo parkeerde. Vrouwen die dat horen, vinden dat niet grappig.
Een derde factor is de relatie tussen het slachtoffer en diegene die de opmerking maakt. “Ons onderzoek wijst op een probleem als er een hiërarchisch verband bestaat tussen mikpunt en dader.”
85% van de respondenten in de studie geven aan dat ze zich gekwetst voelden door micro-agressies. Slachtoffers raken daardoor soms in een depressie en een burn-out. “Onderzoek in de Verenigde Staten bracht al aan het licht dat de impact van micro-agressies nog zwaarder is voor de slachtoffers dan bij openlijke discriminatie.”
Delia Mensitieri beklemtoont ook hoe moeilijk het soms is voor slachtoffers om daders te confronteren met hun gedrag. “Dikwijls krijgen ze replieken in de trant van ‘het was maar een grapje’ of ‘je bent lichtgeraakt’. Slachtoffers beginnen dan wel eens te twijfelen aan zichzelf, geven zichzelf de schuld en geven er finaal dan maar de voorkeur aan om niet meer te reageren, wat tot demotivatie kan leiden.”
Slechts tien procent van de respondenten in het onderzoek zegt micro-agressie te ervaren als opzettelijke pogingen om te kwetsen. “Persoonlijk, de verhalen van slachtoffers lezend, denk ik er niet zo over. Maar het tweede deel van ons onderzoek zal ons toelaten om dat aspect uit te diepen,” aldus Delia Mensitieri.
Bij getuigenissen en verhalen over micro-agressie die slachtoffers deelden, komt dikwijls naar boven dat de oplossing erin bestaat om hun organisatie te verlaten. “Trouwens, waar deze ervaringen zich dikwijls herhaalden, gaf 70 procent van de getuigen aan dat ze hun organisatie verlaten hadden.”
Delia Mensitieri denkt overigens dat micro-agressions over het algemeen systemisch zijn. “In een inclusieve bedrijfscultuur ziet men dat de impact van micro-agressions veel zwakker is.”
De studie Again & Again verzamelt nog getuigenissen tot september. “Deze verhalen laten ons vandaag al toe om te wijzen op remedies. Zo is het belangrijk dat leidinggevenden het voorbeeld geven, dat collega’s slachtoffers steunen en verdedigen.” Ook belangrijk is een werkcultuur waarin men vrij in gesprek kan gaan zonder angst voor negatieve gevolgen.
—
Verdoe jij ook te veel tijd met het opvolgen van alle nieuwtjes in je feed? No worries, wij verzamelen alles wat nieuw is in de hr-wereld. Al die nieuwtjes komen wekelijks in jouw mailbox terecht.