Het zou standaard moeten zijn, bij de start verder kijken dan de korte termijn, ook kijken naar de langere termijn en het geheel overschouwen. De minister heeft het in 2024 niet gedaan voor de bedrijfsfiets en zit nu in 2025 met een lekkende tube.
We kennen het allemaal: loonsvoorwaarden met daarin een pakket extralegale voordelen of een cafetariaplan waar een deel van het brutoloon kan worden omgeruild naar voordelen van alle aard. Een win-winsituatie voor werkgever en werknemer, maar met soms complexe besognes. Aan de Tafel van Gert (Verhulst), featuring Stijn Baert, een waar publiciteitsmoment voor de bedrijfsfiets. Waarom is een bedrijfsfiets zo interessant voor de werkgever en de werknemer? Ik citeer, en we vergeven Stijn Baert omdat hij wegens de tijdsbeperking bepaalde nuances niet vermeldde: “Omdat als je zelf een elektrische fiets zou huren voor 60 euro per maand, dat van je nettoloon zou afgaan. Maar als uw baas die 60 euro van je brutoloon zou afhouden en daar die fiets mee zou betalen, dan is dat een helemaal ander verhaal. Met 60 euro brutoloon zou je daar veel minder van overhouden, want er zou veel naar de belastingen gaan, en netto kost het afstaan van 60 euro brutoloon misschien maar 26 euro om die fiets te krijgen. Bovendien moet de baas op die manier ook geen sociale bijdragen betalen en moet er ook geen btw op worden betaald en kan hij op den duur nog een duurdere fiets voor jou gaan betalen. Je krijgt een fiets die 90 euro waard is en het kost u als werknemer aan nettoloon maar 26 euro.” Eén van de nuances die Stijn Baert niet vermeldde, is dat de werknemer belastbaar is op een voordeel van alle aard.
In 2024 heeft de minister daar een circulaire over bekendgemaakt waarin men aan de hand van voorbeelden uitlegt hoe het voordeel van alle aard moet worden berekend. De basisregel staat dan wel duidelijk in de wet, wanneer een bedrijfsfiets kosteloos ter beschikking wordt gesteld aan een werknemer of aan een bedrijfsleider, moet het belastbaar voordeel van alle aard worden vastgesteld volgens de werkelijke waarde bij de verkrijger. Maar wat is de werkelijke waarde bij de verkrijger? Die vraag is moeilijker, want het antwoord staat niet in de wet.
Eén van de voorbeelden die in de circulaire behandeld wordt, is die waarbij de werkgever een elektrische fiets koopt en die permanent ter beschikking stelt aan zijn werknemer. De circulaire stelt, zonder wettelijke basis (!), dat het belastbaar voordeel gelijk is aan de aankoopprijs van de fiets en de toebehoren, te spreiden over vijf jaar, zijnde de afschrijvingsduur, en te verhogen met de herstellings- en onderhoudskosten. Een fiets van 3.000 euro, met 500 euro toebehoren en 80 euro kosten per jaar, zou dus een jaarlijks belastbaar voordeel van alle aard geven van 780 euro (3.500/5 + 80). Dit zou er op neerkomen dat de werknemer moet worden belast op de kosten die de werkgever draagt. Dat staat echter niet in de wet.
Onlangs vroeg parlementslid Wouter Vermeersch aan de (vorige) minister van Financiën wat er ergens onderweg gebeurt tijdens de fietsrit, in het bijzonder op het einde van de afschrijvingsduur, in het zesde jaar en alle latere jaren tot op het moment van de buitengebruikstelling. Is er dan nog wel een voordeel van alle aard? Of wordt het herleid naar de jaarlijkse onderhouds- en herstellingskosten van 80 euro per jaar? Op één vlak antwoordt de minister klaar en duidelijk. Het feit dat de bedrijfsfiets volledig is afgeschreven belet volstrekt niet dat er nog een belastbaar voordeel is. Hij heeft gelijk, dat is onbetwistbaar.
Over de vraag, hoe groot is het voordeel dan, blijft hij helemaal op de vlakte. Hij zegt dat de werkgever niet verplicht is om de methode van de eerste vijf jaar toe te passen. De werkelijke waarde mag de werkgever vaststellen “rekening houdende met de feitelijke omstandigheden op dat ogenblik, zodat het overeenstemt met de door de werknemer gerealiseerde besparing”. Tsja, en wat nu? Want dat kan alles zijn, nietwaar?
Waarom blijft hij op de vlakte? Omdat hij met ieder concreet antwoord dat hij geeft zichzelf vastrijdt. De fiscale administratie gaat er voor de eerste vijf jaar vanuit dat kost bij de werkgever gelijk is aan de werkelijke waarde bij de genieter. Dat is maar zelden het geval. Als de lijn zou worden doorgetrokken naar het zesde jaar, dan zou het voordeel maar 80 euro zijn. Maar waar zit de logica dat de waarde in jaar 5 van 780 euro in jaar 6 ineens zou dalen naar 80 euro, zonder een noemenswaardige reden. De kern van de zaak, het uitgangspunt is fout. Het is niet omdat iets bij de werkgever op 5 jaar wordt afgeschreven, dat de gerealiseerde besparing bij de werknemer ook moet berekend worden op vijf jaar. Voor een zuinige, en dus zorgzame en duurzame werknemer, die met een fiets tien jaar doet, is de jaarlijkse besparing van aankoopkosten geen 700 euro de eerste vijf jaar, maar slechts 350 euro gedurende tien jaar.
— Betalen de gebruikers van een bedrijfsfiets de eerste vijf jaar dus te veel belasting? Waarschijnlijk velen wel.
Verdoe jij ook te veel tijd met het opvolgen van alle nieuwtjes in je feed? No worries, wij verzamelen alles wat nieuw is in de hr-wereld. Al die nieuwtjes komen wekelijks in jouw mailbox terecht.