Privacyverklaring

Vraag van de maand

Moet het vertrekvakantiegeld voor een bediende in gedeeltelijke werkhervatting worden berekend op het deeltijds loon?

1 november 2022

Silke werkt al verschillende jaren als bediende voor het beautysalon ‘FairHairCare BV’.  Echter in oktober 2020 wordt Silke zwaar getroffen door het corona-virus en is ze daardoor tijdelijk volledig arbeidsongeschikt. Gelukkig kan ze vanaf januari 2022 toch het werk gedeeltelijk hervatten met toestemming van de adviserend geneesheer van haar ziekenfonds en werkt ze sindsdien opnieuw deeltijds (3/5e) voor haar werkgever. Maandag werkt ze een volledige dag en dinsdag tot en met vrijdag telkens een halve dag.

Helaas krijgt FairHairCare BV op dat moment financiële moeilijkheden en zijn zij genoodzaakt om in maart 2022 over te gaan tot het ontslag van Silke wegens economische redenen.

De werkgever vraagt zich af hoe het vertrekvakantiegeld moet worden berekend dat aan Silke moet worden betaald naar aanleiding van haar ontslag. De werkgever denkt dat het vertrekvakantiegeld moet worden berekend op het deeltijdse loon van Silke maar consulteert voor alle zekerheid een advocaat voor advies.

Zal de advocaat bevestigen dat het vertrekvakantiegeld van Silke op haar deeltijdse loon moet worden berekend, gelet op haar gedeeltelijke werkhervatting aan 60%?

Correct!

Het vertrekvakantiegeld van een bediende wordt berekend op basis van het brutoloon (met inbegrip van het vaste brutoloon, de eindejaarspremie, de voordelen in natura, het enkel vakantiegeld, etc.) van het lopende kalenderjaar en/of het vorige kalenderjaar. Dit brutoloon wordt voor de berekening van het vakantiegeld verhoogd met het fictieve loon voor ‘met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking’.

Vroeger was het zo dat enkel volledige dagen van arbeidsongeschiktheid in aanmerking werden genomen als ‘met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking’.

Echter, een KB van 7 juni 2018 heeft in dit kader de regels met betrekking tot de gelijkstelling voor jaarlijkse vakantie aangepast voor personen in gedeeltelijke werkhervatting met toestemming van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds. Dankzij de aanpassing via dit KB werden ook niet-gepresteerde dag-‘gedeelten’ (dus ook halve dagen) in het geval van gedeeltelijke werkhervatting gelijkgesteld met effectieve arbeid inzake jaarlijkse vakantie.

Het dagelijks bedrag van het fictieve loon voor dergelijke met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking die in aanmerking mogen worden genomen, is dan gelijk aan het aan de bediende verschuldigde dagelijkse loon op het ogenblik dat de tot gelijkstelling aanleiding gevende gebeurtenis (de ziekte) zich voordoet, zijnde het loon aan 100% in plaats van, in het geval van Silke, haar loon aan 60%.

Echter, deze gelijkstelling met dagen normale werkelijke arbeid wegens ziekte is wel beperkt tot de eerste 12 maanden van ziekte. Tijdens de eerste 12 maanden van de ziekte worden de (volledige of onvolledige) ziektedagen dus gelijkgesteld voor de opbouw van vakantierechten (zijnde het vakantiegeld en de vakantiedagen), maar na deze eerste 12 maanden, worden de (volledige of onvolledige) ziektedagen niet langer gelijkgesteld.

Gelet op het feit dat Silke al meer dan 12 maanden ziek is, valt zij bijgevolg buiten de periode waarvoor er een gelijkstelling geldt en zal haar vertrekvakantiegeld dus op haar deeltijdse loon (aan 60% of 3/5) worden berekend en niet op het fictieve loon (aan 100%).

Helaas foutief...

Het vertrekvakantiegeld van een bediende wordt berekend op basis van het brutoloon (met inbegrip van het vaste brutoloon, de eindejaarspremie, de voordelen in natura, het enkel vakantiegeld, etc.) van het lopende kalenderjaar en/of het vorige kalenderjaar. Dit brutoloon wordt voor de berekening van het vakantiegeld verhoogd met het fictieve loon voor ‘met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking’.

Vroeger was het zo dat enkel volledige dagen van arbeidsongeschiktheid in aanmerking werden genomen als ‘met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking’.

Echter, een KB van 7 juni 2018 heeft in dit kader de regels met betrekking tot de gelijkstelling voor jaarlijkse vakantie aangepast voor personen in gedeeltelijke werkhervatting met toestemming van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds. Dankzij de aanpassing via dit KB werden ook niet-gepresteerde dag-‘gedeelten’ (dus ook halve dagen) in het geval van gedeeltelijke werkhervatting gelijkgesteld met effectieve arbeid inzake jaarlijkse vakantie.

Het dagelijks bedrag van het fictieve loon voor dergelijke met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking die in aanmerking mogen worden genomen, is dan gelijk aan het aan de bediende verschuldigde dagelijkse loon op het ogenblik dat de tot gelijkstelling aanleiding gevende gebeurtenis (de ziekte) zich voordoet, zijnde het loon aan 100% in plaats van, in het geval van Silke, haar loon aan 60%.

Echter, deze gelijkstelling met dagen normale werkelijke arbeid wegens ziekte is wel beperkt tot de eerste 12 maanden van ziekte. Tijdens de eerste 12 maanden van de ziekte worden de (volledige of onvolledige) ziektedagen dus gelijkgesteld voor de opbouw van vakantierechten (zijnde het vakantiegeld en de vakantiedagen), maar na deze eerste 12 maanden, worden de (volledige of onvolledige) ziektedagen niet langer gelijkgesteld.

Gelet op het feit dat Silke al meer dan 12 maanden ziek is, valt zij bijgevolg buiten de periode waarvoor er een gelijkstelling geldt en zal haar vertrekvakantiegeld dus op haar deeltijdse loon (aan 60% of 3/5) worden berekend en niet op het fictieve loon (aan 100%).

Vragen? Wij helpen graag verder!