Privacyverklaring

Voordelen toegekend door de moedervennootschap: het Hof van Cassatie heropent de discussie

2 januari 2023
Tekst
Gastauteur

De sociale zekerheidsbijdragen worden berekend op het loon van de werknemer. Dit klinkt als een eenvoudige regel, maar het is een regel die in de loop der jaren tot talloze gerechtelijke procedures heeft geleid. In haar arrest van 5 September 2022 heeft het Hof van Cassatie de discussie heropend met betrekking tot voordelen die toegekend worden door de moedervennootschap van de Belgische werkgever.

De relevante wetgeving is nochtans al jaren dezelfde. Het artikel 14 uit de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders voorziet dat de bijdragen berekend worden op basis van het loon in de zin van artikel 2 uit de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, tenzij een koninklijk besluit het anders bepaalt.

Dit artikel 2 uit de Loonbeschermingswet voorziet dat loon bestaat uit (1) het loon in geld waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever, (2) de fooien of het bedieningsgeld waarop de werknemer recht heeft ingevolge zijn dienstbetrekking of krachtens het gebruik, en (3) de in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever.

Zowel onder punt 1 als punt 3 wordt dus vereist dat het gaat om iets verworven in het kader van de arbeidsovereenkomst, dat daarenboven ten laste van de werkgever is. Traditioneel werd daarom geoordeeld dat geen sociale zekerheidsbijdragen (en evenmin vakantiegeld) verschuldigd waren op voordelen die toegekend en gefinancierd werden door de moedervennootschap van de Belgische vennootschap die de werkgever is.

Deze uitzondering werd in de rechtspraak echter nauwer en nauwer geïnterpreteerd. Zo oordeelde het Hof van Cassatie in een arrest van 10 oktober 2016 dat een voordeel toch loon kan zijn als een andere vennootschap dan de werkgever alle kosten van het voordeel draagt. In een arrest van 20 mei 2019 suggereert het Hof van Cassatie dan weer dat alle voordelen die de tegenprestatie voor de geleverde arbeid zijn, loon zouden vormen.

De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid heeft in 2019 haar standpunt aangepast, en vond dat alle voordelen die verband houden met de functie onder de arbeidsovereenkomst, loon vormen, en dus onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen. Hoewel de wettekst niet veranderd is, vorderde de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid dus automatisch ook bijdragen op voordelen die volledig door de moedervennootschap beheerd en gefinancierd werden.

In een arrest van 5 september 2022 heeft het Hof van Cassatie dit automatisme afgewezen en eraan herinnerd dat de wetgeving nog altijd vereist dat het dient te gaan om een voordeel ten laste van de werkgever. Het loutere feit dat de moedervennootschap een voordeel toekent als tegenprestatie voor het werk geleverd onder de arbeidsovereenkomst met de dochtervennootschap werd dus als onvoldoende beschouwd om op dit voordeel sociale zekerheidsbijdragen te moeten betalen.

Het arrest fluit de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid terug, maar voegt hier niet aan toe wat nu wel het correcte criterium is om te bepalen of een voordeel toegekend door de moedervennootschap al dan niet onderworpen is aan sociale zekerheidsbijdragen. Ook na dit arrest blijft er dus onduidelijkheid. (Laurent De Surgeloose en Frederic Brasseur)

Het Hof van Cassatie biedt in een arrest van 5 september 2022 argumenten om voordelen toegekend door de moedervennootschap van de Belgische werkgever vrij te stellen van sociale zekerheidsbijdragen en vakantiegeld.

Laurent De Surgeloose
Partner DLA Piper

Frederic Brasseur
Advocaat DLA Piper UK LLP