Vanaf 2025 geldt in Vlaanderen een aanzienlijke strengere aansprakelijkheid voor tewerkstelling van illegalen door (onder)aannemers.
Werknemers die geen onderdaan zijn van een EU-lidstaat hebben in principe een arbeidsvergunning nodig vooraleer ze in België mogen werken. Er zijn wel een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld werknemers normaal tewerkgesteld in een andere EU-lidstaat die tijdelijk voor hun bestaande werkgever in België komen werken.
Bij inbreuken stellen de inspectiediensten echter vaak vast dat er een ketting van aannemers en onderaannemers is, zodat het moeilijk is om de eigenlijke opdrachtgever aansprakelijk te stellen.
Het artikel 12/4 uit de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers voorziet in dit kader een redenering in drie stappen. In theorie voorziet de basisregel dat een opdrachtgever of aannemer aansprakelijk kan gesteld worden voor inbreuken gepleegd door respectievelijk de hoofdaannemer of een rechtstreekse onderaannemer. Als tweede stap geldt echter een brede uitzondering op deze regel. Om niet aansprakelijk gesteld te kunnen worden, volstaat het immers om over een schriftelijke verklaring te beschikken waarin die hoofdaannemer of die rechtstreekse onderaannemer verklaarde geen werknemers zonder verblijfsrecht in België te zullen tewerkstellen. Als derde stap is er weliswaar een uitzondering, in de zin dat zelfs met een dergelijke verklaring de (hoofd)aannemer toch aansprakelijk kon gesteld worden wanneer die wist dat de rechtstreekse (onder)aannemer een beroep deed op personen zonder verblijfsrecht. Dit is echter moeilijk te bewijzen voor het openbaar ministerie.
In Vlaanderen voorziet het Decreet van 27 oktober 2023 een aanzienlijke verstrenging van deze aansprakelijkheid voor rechtstreekse (onder)aannemers. De eerste stap, namelijk de basisregel dat een aannemer aansprakelijk kan gesteld worden voor inbreuken door een rechtstreekse (onder)aannemer, blijft ongewijzigd. De voorwaarden voor de vrijstelling uit de tweede stap worden echter strenger. De aannemer moet namelijk niet alleen een schriftelijke verklaring bekomen, maar moet ook “de gepaste zorgvuldigheid om te voorkomen dat hun rechtstreekse onderaannemer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt” aantonen. Dit decreet van 27 oktober 2023 was echter nog niet in werking getreden, aangezien een uitvoeringsbesluit nog diende te preciseren welke documenten juist dienden opgevraagd te worden om van “gepaste zorgvuldigheid” te kunnen spreken.
Het Belgisch Staatsblad van 4 juni 2024 bevat een Besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2024 met deze lijst. Sowieso dient het paspoort van elke werknemer of zelfstandige opgevraagd te worden. Voor de personen die normaal in een andere EU-lidstaat werken, dient het bewijs van het verblijfsrecht in die lidstaat, de Limosa-melding en het bewijs van dekking onder het sociale zekerheidsstelsel van dat land opgevraagd te worden. Voor personen tewerkgesteld in België dient het bewijs van het verblijfsrecht en de toelating tot arbeid of de beroepskaart opgevraagd te worden. Voor werknemers komt daar de Dimona-aangifte bij.
Het is de bedoeling dat de Vlaamse overheid een webapplicatie zal ontwikkelen om deze documenten gemakkelijk te controleren. Indien een aannemer sommige van de vereiste documenten niet kan voorleggen, dient dit aan de sociale inspectie gemeld te worden.
De derde stap onder de huidige wetgeving blijft van toepassing, zodat een aannemer nog altijd gesanctioneerd kan worden als die aannemer wist dat een rechtstreekse onderaannemer een beroep doet op personen zonder verblijfsrecht in België.
Het nieuw Vlaams Decreet treedt in werking op 1 januari 2025.
Frederic Brasseur
Advocaat DLA Piper UK LLP
Verdoe jij ook te veel tijd met het opvolgen van alle nieuwtjes in je feed? No worries, wij verzamelen alles wat nieuw is in de hr-wereld. Al die nieuwtjes komen wekelijks in jouw mailbox terecht.